Verzet vanuit het Rode Kruis

Malang, Oost-Java
Januari 1942 – maart 1943

Als vrijwilliger bij het Rode Kruis smokkelde ze kleding, wapens en medicijnen voor de guerrilla’s bij Malang. Dit is het verhaal van Bep Stenger: hoe een twintigjarige officiersdochter bij het verzet betrokken raakte.

Bep Stenger was de dochter van een Nederlandse KNIL-militair en bracht haar jeugd op verschillende plekken op Java door. Toen de Japanners Nederlands-Indië binnenvielen, woonde zij met haar familie in Malang op Oost-Java. Haar vader wilde zich aansluiten bij de guerrilla op Madoera, maar hij werd opgepakt door de Japanners. Stenger zou hem drie jaar later pas weer zien.

Stengers eerste, in haar eigen woorden ‘kleine daad van verzet’, was het losbreken van het zegel op de radio, om te kunnen luisteren naar nieuws over de oorlog. Later ontmoette ze vrouwen die voor deze zelfde daad lange gevangenisstraffen hadden gekregen. Ook heeft Stenger een keer moeten vluchten voor twee Japanners, nadat zij en een vriendin pakjes sigaretten over het hek van een interneringskamp naar hun schoolvriendjes hadden gegooid. Ze schrijft in haar memoires dat ze in deze periode nog vrij naïef was.

Door de Japanse bezetting kon Stenger niet meer naar school. Deels vanuit verveling besloot ze om als vrijwilliger voor het Rode Kruis te gaan werken, waar zij in aanraking kwam met een verzetsgroep die in de opslagruimte van het Rode Kruis-gebouw actief was. De verzetsgroep hield contact met guerrillagroepen en bewaarde wapens en hulpgoederen voor hen. Stenger werd gevraagd om deel te nemen aan het verzet en stemde hiermee in. De verzetslieden leefden in de verwachting dat de Japanse bezetting niet lang zou duren, en Stenger wist niet hoeveel gevaar zij liepen met hun verzetsdaden.

Omdat Stenger in Malang overdag aanvankelijk nog relatief gemakkelijk over straat kon, verrichte zij koeriersdiensten voor de verzetsgroep. Zij begeleidde bijvoorbeeld een ondergedoken soldaat naar een ontmoetingsplek, gaf radioberichten door, en vervoerde soldatenkleding, wapens en medicijnen. Dit deed zij vaak gewoon achterop haar fiets. Op 13 maart 1943 werd ze van haar bed gelicht, gearresteerd en opgesloten in de gevangenis Lowokwaroe.

Tijdens haar verhoor is Stenger flink geslagen, maar ze schrijft in haar memoires dat zij nooit echt gemarteld is. Tijdens haar gevangenschap heeft zij vanuit haar cel wel gehoord hoe anderen vreselijk gemarteld werden. Eind juli 1943 werd Stenger overgeplaatst naar de gevangenis in Tjipinang en in januari 1944 werd zij overgeplaatst naar de vrouwengevangenis Boeloe in Semarang. Gedurende deze tijd had Stenger veel steun aan de andere verzetsvrouwen die ze daar ontmoette. Stenger heeft tot aan de Japanse capitulatie op 15 augustus 1945 gevangen gezeten.

  • Portret Bep Stenger. Bron: Collectie Verzetsmuseum Amsterdam.

  • Vrouwen achter de tralies in een vrouwengevangenis. Bron: NIOD – Beeldbank WO2

Vorige | 1 - 2 | Volgende