Voorbereiding geallieerde tegenaanval

Sumatra
Januari 1942 – april 1943

Na de Japanse bezetting van Sumatra waren groepen militairen actief om ondergronds voorbereidingen te treffen voor de verwachte tegenaanval van de geallieerden. De vermeende aanstichter van dit verzet was volgens de Japanners Roelof Theodorus Overakker. 
 
Generaal-majoor Roelof Theodorus Overakker, territoriaal commandant van het KNIL van Midden-Sumatra, vocht na de capitulatie van het KNIL op 8 maart 1942 met zijn troepen nog door tegen de Japanners. Na drie weken zag hij zich genoodzaakt de wapens neer te leggen. Omdat hij een snelle tegenaanval en bevrijding van de geallieerden verwachtte, instrueerde Overakker zijn militairen zoveel mogelijk voorbereidingen voor de komst van de geallieerden te treffen. Ook gaf hij speciale instructies aan de inheemse KNIL-militairen. Een deel van hen werd al vrij snel ontslagen uit krijgsgevangenschap, mits zij in ruil voor vrijlating loyaliteit beloofden aan Japan. In het geheim bleven velen echter trouw aan de Nederlandse en geallieerde zaak. Overakker wilde dat zij zich schuil zouden houden en de Japanners zouden aanvallen zodra de geallieerden aan land kwamen. 
 
Overakker maakte de uitvoering van zijn plannen niet mee. Hij werd door de Japanners als krijgsgevangene naar Formosa (Taiwan) verscheept. Voor zijn transport droeg Overakker schriftelijk het bevel over aan reserveofficieren Klaas ten Velde en Cornelis Woudenberg, die door de Japanners buiten de kampen te werk waren gesteld. Rondom Ten Velde en Woudenberg ontstond een divers netwerk van personen die zich bij het verzet aansloten. Europeanen, Indo-Europeanen, Molukkers, Menadonezen, Timorezen en ook enkele Chinezen waren bij het verzetsnetwerk betrokken. Het verzet varieerde van het verzamelen van inlichtingen tot het helpen van de geïnterneerden in de kampen. Van een gewapende strijd met de Japanners kwam door een gebrek aan mankracht en munitie niets terecht. Ook de verwachte snelle tegenaanval van de geallieerden kwam er niet. 
 
De Japanners waren in de veronderstelling dat er op Sumatra een groot verzetsnetwerk actief was. Dit werd door hen aangeduid als ‘De Rode Zakdoek’, in het Maleis Sapoe Tangan Merah, omdat veel Molukkers een rode zakdoek droegen. In dit netwerk waren veel Molukse KNIL-militairen actief die buiten de krijgsgevangenkampen verbleven. De Rode Zakdoek was verspreid over de west- en oostkust van Sumatra. In september 1943 organiseerden de Japanners grootschalige razzia’s op Sumatra, waarbij vele Molukkers, Indo-Europeanen en enkele Nederlanders werden opgepakt. Een paar honderd mannen werden veroordeeld voor lidmaatschap van de Rode Zakdoek. 
 
Bij hun uitvoerige opsporingswerk vonden de Japanners het schriftelijk bevel van Overakker en dachten bewijs in handen te hebben dat Overakker de spil was in een groot complot. Overakker werd samen met zijn collega kolonel Vic Gosensons, teruggehaald naar Sumatra en een jaar lang opgesloten in de gevangenis in Fort de Kock (Bukittingi) op West-Sumatra. De Japanners beschuldigden Overakker en Gosenson van het aanzetten tot verzetsactiviteiten, spionage en samenzwering. Zij werden ter dood veroordeeld en in januari 1945 door een vuurpeloton geëxecuteerd.

  • Generaal-Majoor R. T. Overakker. Bron: Oorlogsgravenstichting

Vorige | 1 - 1 | Volgende